Nederlandse marine verstoort internationale drugstransporten met kat-en-muisspel op volle zee
Verhalen uit de praktijk
Criminelen die drugs vervoeren, proberen die vaak op creatieve manieren te verstoppen. Maar op de Caribische Zee sparen ze zich die moeite meestal: met ruim twee miljoen vierkante kilometer ervaren ze alle ruimte. Kleine bootjes met soms wel vijfhonderd kilo cocaïne zichtbaar aan boord, scheuren van Colombia en andere productielanden richting ‘transitlanden’ als Costa Rica en de Dominicaanse Republiek. De Nederlandse marine probeert dat te voorkomen.
De ondermijnende gevolgen van internationale drugscriminaliteit zijn groot en vaak voelbaar tot op wijkniveau. Op klaarlichte dag vinden liquidaties plaats en criminele netwerken proberen kwetsbare jongeren hun circuit in te trekken. Er is de Nederlandse overheid dus veel aan gelegen deze criminelen aan te pakken. Maar dit is niet eenvoudig. Onder meer bij het transport van cocaïne uit Latijns-Amerika naar Europa worden criminelen steeds brutaler en slimmer. Ze verstoppen drugs op creatieve manieren, zetten ‘anonieme’ smokkelaars in en kopen douaniers en politiemensen om. En dat alles gebeurt door goed georganiseerde internationale netwerken die ook misbruik maken van de sterke punten van Nederland, zoals de goede logistieke verbindingen over de hele wereld.
“Een grensoverschrijdend probleem vraagt om een grensoverschrijdende aanpak”, stelt Coen van Vulpen, beleidsadviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV). In 2022 startte hij als coördinator van een nieuw programmaplan ondermijning LAC (Latijns-Amerika en Cariben). “Daarom investeren we als Nederland in een internationaal offensief. Met een meerjarige gecoördineerde aanpak proberen we criminele netwerken en hun verdienmodellen te verstoren en ontmantelen. Zo maken we Nederland en de rest van Europa een minder aantrekkelijke plek voor drugscriminaliteit.”
Upstream disruption
Een van de pijlers van dit internationale offensief is upstream disruption. “Dat betekent voorkomen dat drugs die in het buitenland worden geproduceerd richting ons land komen”, legt Van Vulpen uit. Van cocaïne vindt die productie vooral plaats in Colombia, Bolivia en Peru. Mede door toegenomen controles in deze landen wordt steeds meer gebruikgemaakt van doorvoerlanden als Ecuador, de Dominicaanse Republiek en Costa Rica. “Vanuit deze ‘transitlanden’ gaan de drugs op verschillende manieren richting Europa, onder andere via het Caribisch gebied. Onze aanpak richt zich daarom op zowel de bron- als de transitlanden. Met vroegtijdige verstoring van drugshandel dringen we ondermijnende criminaliteit terug vanaf de bron.”
Hiervoor werkt JenV samen met een groot aantal partners, waaronder Buitenlandse Zaken, de politie, de Koninklijke Marechaussee (KMar), het Openbaar Ministerie (OM) én de Koninklijke Marine. “Zij spelen hier in de Cariben een unieke rol”, weet Van Vulpen. “In Nederland is de aanpak van drugstransporten geen defensietaak. Maar in het Caribisch gebied is de handhaving van de internationale rechtsorde één van de kerntaken van Defensie. Bovendien vormt drugscriminaliteit een belangrijke bedreiging voor het Koninkrijk. Met hun specifieke kennis en materieel kan de marine in het Caribisch gebied een waardevolle bijdrage leveren aan het tegengaan van die dreiging.”
Volle zee
“Bij de aanpak van georganiseerde misdaad zijn we een beetje een vreemde eend in de bijt”, beaamt Mark*, werkzaam als analist bij het Maritiem Hoofdkwartier CARIB (MHKC) van het ministerie van Defensie op Curaçao. De Koninklijke Marine houdt zich in het Caribisch gebied al veel langer bezig met de bestrijding van drugstransport. “In het verleden ondersteunden we de kustwacht voor de Nederlandse eilanden in het Caribisch gebied. Na de ontbinding van de Nederlandse Antillen in 2010 namen de lokale kustwachten deze taak volledig over. De focus van de Marine ligt nu op internationale samenwerking en monitoring op volle zee.”
Die volle zee is de Caribische Zee: een gebied van ruim twee miljoen vierkante kilometer, begrensd door de Kleine en de Grote Antillen, de noordkust van Zuid-Amerika en de oostkust van Midden-Amerika. “Samen met de Amerikanen, de Fransen en soms de Britten voeren we hier patrouilles uit. Dat doen we onder de vlag van internationale drugsbestrijdingsorganisatie Joint Inter Agency Task Force South (JIATF-South), die geleid wordt door de Amerikanen.”
De bijdrage van Nederland bestaat uit twee assets: een stationsschip en een patrouillevliegtuig. Met het vliegtuig scannen ze de zee op verdachte vaartuigen. Mark: “We zoeken vooral naar kleine, vaak open bootjes met één of twee buitenboordmotoren. Als we die zien, weten we al vrijwel zeker dat het om drugstransport gaat. Simpelweg omdat er nauwelijks andere redenen zijn om daar met zo’n bootje te varen. Meestal wordt er weinig moeite gedaan de drugs te verhullen. De drugsvaten of balen cocaïne liggen regelmatig in het zicht. Soms zetten criminelen andere vaartuigen in. Dan liggen drugs bijvoorbeeld benedendeks op Venezolaanse vissersboten. Die vallen dan op omdat hun route niet past bij een vissersboot.”
Geen kant op
Als het patrouillevliegtuig een verdacht vaartuig signaleert, wordt dit doorgegeven aan het stationsschip. Vanaf daar vertrekt dan een speciaal onderscheppingsvaartuig van de marine: een FRISC (fast raiding interception and special forces craft). “Soms ondernemen smokkelaars een vluchtpoging: dan schieten we vanuit helikopters de buitenboordmotor kapot. Maar meestal verloopt de boarding en de controle zonder veel weerstand: smokkelaars weten dat ze geen kant op kunnen. Als we drugs aantreffen, worden de inzittenden gearresteerd. Als Nederlandse marine hebben we daar geen mandaat voor. Daarom betrekken we de Amerikanen of de Kustwacht Caribisch Gebied hierbij, waarna de Amerikaanse autoriteiten of lokale politiekorpsen op de (Ei)Landen de vervolging overnemen.”
Aan die partijen is het vervolgens om de stap naar handhaving te zetten. Idealiter levert zo’n arrestatie ook een bijdrage aan het in kaart brengen van internationale netwerken. Al is dat niet eenvoudig, weet Mark. “De internationale drugscriminaliteit werkt overal met brokers. De smokkelaars weten vaak alleen waar de lading naar toe moet. En soms weten ze niet eens wat ze precies vervoeren.”
35.000 kilo van het water
De Koninklijke Marine levert met haar activiteiten een belangrijke bijdrage aan het verstoren van ondermijnende criminaliteit. “In 2022 hebben we in totaal 35.000 kilo cocaïne van het water getrokken”, vertelt Mark. Hoewel die 35.000 kilo een flinke stijging betekent ten opzichte van de 12.000 kilo in 2021, realiseert hij zich dat er meerdere verklaringen kunnen zijn voor zo’n toename. Hij wil zich dan ook niet blindstaren op cijfers. “Een grotere drugsvangst kan deels ook veroorzaakt worden door een grotere productie. Feit is dat we met onze patrouilles een belangrijk deel van de transportketen voor onze rekening nemen. De politie en de douane focussen zich vooral op de containerschepen, de kustwacht op de territoriale wateren, wij op de open zee. We moeten het samen doen.”
Ook de afschrikwekkende werking van de marine moet volgens Mark niet onderschat worden. “Vorig jaar was er een periode dat de drugshoeveelheden die we onderschepten groter werden. Nadat we meerdere grote vangsten hadden gedaan, werden de hoeveelheden weer kleiner. Criminelen weten dat we er zijn. Bovendien geeft elke arrestatie ons waardevolle informatie over de gebruikte routes. En daarmee kunnen we effectiever monitoren.”
Voor dat monitoren zijn het vliegtuig en schip uitgerust met verschillende detectiesensoren. “We gebruiken vooral radar, waarmee we nauwkeurig afstanden, beweging en snelheid kunnen meten. Welke sensoren je inzet en hoe je die positioneert is afhankelijk van allerlei factoren. Denk aan de luchtvochtigheid, de richting van de golven en de hoeveelheid Saharazand in de lucht. Een hoge frequentie is nauwkeuriger, maar bij slecht weer kun je beter een lagere frequentie gebruiken. Voortdurende training en opleiding zorgt ervoor dat de bemanning over dit soort kennis en inzichten beschikt.”
Naast de negentig bemanningsleden op het schip en vier personen op het maritieme patrouillevliegtuig, werken op het Maritiem Hoofdkwartier in Curaçao zo’n dertig tot veertig mensen. “Vanuit het hoofdkwartier ondersteunen we de lokale kustwacht. En proberen we de samenwerking met en tussen de politie, de kustwacht en andere lokale partijen verder te ontwikkelen. Daar valt nog veel te winnen.”
Werkzaamheden afstemmen
Die samenwerking is ook een belangrijk aandachtspunt voor Van Vulpen. “Vanuit JenV proberen we de samenwerking binnen de ‘keten’ verder te optimaliseren. Denk aan het delen van regionale criminaliteitsbeelden of -analyses tussen partners in Nederland en in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Maar ook aan het afstemmen van werkprocessen en een gezamenlijke aanpak. Stel dat Defensie en de kustwacht in het Caribisch deel van het Koninkrijk hun activiteiten opschalen. Als dat tot extra drugsvangsten leidt, werkt dat in de hele keten door. Die drugs moeten opgeslagen en vernietigd worden. De politie moet de verdachten op land opvangen en het OM moet ze mogelijk vervolgen. Dat legt druk op de keten en vraagt dus om onderlinge afspraken en uiteindelijk een gezamenlijke strategie.”
Een andere ambitie van JenV is om de banden met de productielanden te versterken. “Dat doen we door bilaterale samenwerking en een versterking van de samenwerking met Europese landen die van oudsher nauwe relaties hebben in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied. Daarvoor trekt JenV nauw op met Buitenlandse Zaken en het ambassadenetwerk. Ook wordt het netwerk van liaison officers uitgebreid. Deze verbindingsofficieren worden bijvoorbeeld ingezet door de politie en de KMar en dragen bij aan operationele samenwerking en het uitwisselen van informatie. Ze zijn de oren en ogen ter plekke en vormen een ingang bij lokale autoriteiten. Er is regelmatig contact tussen de verschillende organisaties die liaisons hebben. Op die manier kunnen we zo goed mogelijk onderling afstemmen waar we denken dat een versterking van liaisons nuttig kan zijn.”
Ook Defensie onderzoekt de inzet van zo’n liaison officer. Mark: “Binnenkort gaat er een kwartiermaker naar Colombia. Net als met de Amerikanen, willen we ook met de Colombiaanse autoriteiten structureler samenwerken. Ook zij opereren op de Caribische zee. Dat biedt mogelijkheden om bijvoorbeeld gezamenlijke oefeningen te doen en onze activiteiten meer te coördineren, want het is zonde als we hetzelfde gebied monitoren.” Bovendien kan het Nederland en het Caribisch deel van het Koninkrijk waardevolle kennis opleveren om samen te werken met een productieland als Colombia. “Lokale autoriteiten weten vaak veel over drugssmokkel. Bijvoorbeeld over wat er voorafgaand aan een transport aan land gebeurt.”
Hoe meer informatie over de internationale drugshandel, hoe effectiever het internationale offensief. Dat geldt ook voor de bijdrage van de marine. Mark: “In de toekomst willen we meer data-expertise in huis halen, om bijvoorbeeld beter te kunnen identificeren welke routes er gebruikt worden. Dan kunnen we ons schip en vliegtuig nog effectiever positioneren.” Het is een continu kat-en-muis-spel, weet hij. Met een hoge inzet: “Alles wat wij hier aan drugs onderscheppen, komt niet in Nederland terecht.”
*Om veiligheids- en privacyredenen wordt in dit artikel een gefingeerde naam gebruikt voor de medewerker van het ministerie van Defensie.